-
05
feb
2004Mediahypes maken van journalisten ongetemde nieuwsjagers
Mediahypes maken van menig journalist een ongetemde nieuwsjager. Door concurrentiedruk en de hoge omloopsnelheid van nieuws schieten journalistieke normen en waarden er steeds vaker bij in.
De moord van Murat D. op conrector Hans van Wieren ontbrandde in een mediahype. ‘Geweld op scholen’ thematiseert naar aanleiding hiervan de maatschappelijke discussie. Issues als wapenbezit, veiligheidsbeleid, integratie en de invloed van tv en computergames worden breed uitgemeten.In hun jacht naar nieuws proberen media geforceerd het thema verder uit te diepen of te vertakken, met als gevolg dat zelfs aan inferieure incidenten nieuwswaarde wordt toegekend. Mediageweld begint meer en meer slachtoffers te maken.
Zo kreeg de maker van een onbenullig docentenschietspel, de 16-jarige scholier Mark Blomsma, de volle laag en werd publiekelijk als zondebok afgeschilderd. Is Mark het zoveelste slachtoffer van een mediahype? Kunnen beroepscodes voor journalisten ontoelaatbaar mediageweld een halt toe roepen?
Bij een mediahype storten de media zich massaal op het onderwerp, maken dat steeds groter vanuit één centraal perspectief, oordelen en veroordelen ook meteen, en jagen op nog meer bevestigend nieuws. In deze jacht naar nieuws vallen allerlei filters in het nieuwsgarings- en nieuwsverspreidingsproces weg. ‘Self fullfilling prophecy’, het bewust of onbewust sturen op het uitkomen van een voorspelling of uitlokken van een reactie, steekt de kop op.
Keerzijde van mediahypes
Mediahypes kunnen een positieve, maar ook een negatieve uitwerking hebben. Zo werd de Turkse kleermaker Zekeriya Gümüs symbool voor het bekritiseerde asielbeleid en leidde de moord op Meindert Tjoelker tot een structurele maatschappelijke discussie over zinloos geweld. Ook de politiek is niet ongevoelig voor de maatschappelijke druk die een mediahype oproept. De keerzijde van dit mediaverschijnsel is dat journalisten koste wat kost het publiek willen voeden in hun aangewakkerde zucht naar nieuws en sensatie. Ook als het nieuws al ‘op’ is.Irrelevante wendingen
Als bij mediahypes de filters in het nieuwsgarings- en verspreidingsproces wegvallen, laten media zich eerder verleiden om inferieure incidenten of thema’s in verband te brengen met het incident dat voor zoveel opschudding veroorzaakte. Was de ‘vonk tot ontbranding’ van de mediahype een ernstig delict, dan kan een persoon of organisatie die hier onterecht mee in verband wordt gebracht er publiekelijk grote schade van ondervinden. Een sprekend voorbeeld hiervan is de commotie rondom een docentenschietspel die haar ‘nieuwswaarde’ ontleende aan de moord op conrector Hans van Wieren op 13 januari 2004. Webwereld-journalist Laurens Verhagen mag tekenen voor deze primeur. De wijze waarop dit ‘nieuws’ tot stand kwam vertoont alle zwakten die het nieuwsgaringproces bij mediahypes zo kenmerken.Webwereld.nl is het toonaangevende e-zine voor dagelijks ICT- en internetnieuws. Het brengt nieuws over alledaagse thema’s vanuit een digitale invalshoek. Het was dan ook niet verwonderlijk dat Webwereld zou berichtten over ‘geweld op scholen’. Echter, de link met internet en ICT moest nog gemaakt worden. Dat lukte, Webwereld-journalist Laurens Verhagen stuitte op de ‘Docenten Shooter’ van Mark Blomsma van het Heerenlanden College en liet zijn artikel erover prominent op de website en in de nieuwsbrief zetten. Webwereld gaf zo een irrelevante wending aan het onderwerp en hanteerde vrijwel geen selectiecriteria voor het brengen van nieuws.
‘Self fullfilling prophecy’
Het bericht zet het docentenschietspel in de context van ‘schietincidenten op scholen’: “Leerlingen die op ‘scherp’ staan zouden in een vroeger stadium herkend moeten worden. In dit licht is de ‘Docenten Shooter’ van Mark Blomsma van het Heerenlanden College op zijn minst controversieel te noemen.” .Verhagen heeft de rector van de scholengemeenschap zelf op de hoogte gesteld van de digitale creatie van één van zijn leerlingen. De rector kon in navolging hiervan, en in het licht van de onontkoombare publieke bekendmaking, uit diplomatie niet anders dan de 4-havo scholier te schorsen. Verhagen kon zijn artikel nu laten koppen met “School schorst maker docentenschietspel” , wat gezien zijn werkwijze neigt naar ‘self fullfilling prophecy’.
Verspreiding, vertekening en overrapportage
Het nieuwsbericht verspreidt zich snel. RTV Rijnmond, Algemeen Dagblad, Radio 538 en Utrechts Nieuwsblad duiken er als strontvliegen bovenop en trekken het incident uit zijn verband. E-zine Geenstijl.nl zet een ‘mirror’, een kopie van het orgineel, van het inmiddels offline gehaalde spel op haar website. Op discussiefora spuwen webloggers hun gal over het ‘smakeloze spel’.Communicatiewetenschapper dr. Jaap van Ginneken krijgt wederom gelijk: “Hypes lijken een eigen dynamiek te kennen waardoor onder bepaalde voorwaarden een ‘hype-cocktail’ kan ontstaan: een mix van feiten, reacties, commentaren, maar ook van opwinding, verontwaardiging of soms zelfs paniek. Het resultaat is vaak vertekening, overrapportage en het opblazen van de zojuist ontdekte verschijnselen.”
Nieuwsselectie en nuance
De nuance in de berichtgeving over het docentenschietspel en de terughoudendheid in speculaties over de motieven van de scholier zijn ver te zoeken. Hoewel het een wat smakeloze grap is, had dit geen aanleiding mogen zijn om breed uitgemeten te worden in de landelijke pers. Het is niets meer en niets minder dan het digitale equivalent van het ‘betitelen van getekende grafzerkjes met lerarennamen in een schoolschrift’, ‘dartboards decoreren met lerarenportretten’ of de verwensing “Val dood!” naar het hoofd van een docent slingeren.Ruwe uitings- en omgangsvormen van gewone scholieren die zich hiermee ongetwijfeld nomineren voor een bezoekje aan de rector, een extra portie huiswerk of het aanvegen van het schoolplein. In ieder geval geen reden tot landelijke commotie, zou je denken. Toch voelen media zich gelegitimeerd om tijdens een hype de algemene criteria voor nieuwsgaring en -selectie overboord te gooien, ‘huiselijke incidenten’ uit hun verband te trekken en zaken onproportioneel op te blazen.
Hype-slachtoffer
De misplaatste grap van Mark Blomsma had binnen de schoolmuren moeten blijven. De 16-jarige scholier heeft het niet verdiend om door zijn naïeve actie publiekelijk als zondebok afgeschilderd te worden. Als acties van personen of organisaties uit hun verband worden getrokken en vervolgens gerelateerd worden aan thema’s die een hoge mate van maatschappelijke verontwaardiging oproepen, kunnen journalisten persoonlijke drama’s veroorzaken. Daar zijn zij zich, in hun vaak alles verblindende sensatiezucht, onvoldoende van bewust.Politiek-actie.net wist via een mirror van het omstreden internetspel op Geenstijl.nl aan Mark’s e-mail adres te komen en nodigde hem uit voor een vraaggesprek via het instant messaging-programma MSN Messenger. De inmiddels mediahuiverig geworden scholier liet per e-mail weten: “Maandag heb ik een gesprek met school, daarna ben ik pas bereid met de media te communiceren, alvast bedankt voor het behoud van mijn privacy. Vele anderen schrijven allerlei niet-juiste dingen over mij, dus vandaar!” .
Maandagavond zien we Mark online komen met de veelzeggende ‘nickname’: “No one knows what it’s like to be the bad man, but I know!”
Vragend naar zijn motieven, antwoord hij: “Ik had er geen idee van dat mijn spel voor zoveel problemen zou zorgen. Vooral niet dat het de docenten zoveel pijn kon doen. Het was gewoon grappig bedoeld, ik ben echt niet van plan iemand kwaad te doen. In heb het spel vóór de moord gemaakt. Het was voor een paar vrienden en ik ben vergeten om het er weer af te halen.”
Of Mark spijt heeft? “Geweld op scholen keur ik uiteraard af. Vooral in deze tijd, waar leraren zich al niet zo zeker meer voelen. Ik heb er veel spijt van dat ik dit spel heb gemaakt.”
Na deze en enkele algemene vragen, het hoor en wederhoor dat sommige journalisten overbodig achtten alvorens zij Blomsma de zwarte piet toespeelden, vragen we hem naar de wijze waarop hij door media is benaderd. “De pers heeft erg overdreven, ik ben er beroerd van. Beide partijen (Mark en zijn leraren, red.) hebben genoeg pijn geleden. De pers hoeft daar niet nog eens tussen te komen. Kranten en televisie hebben mij als crimineel bestempeld. Via telefoon en e-mail hebben ze me bestookt. Ze lullen maar wat. Vooral die journalist van het Algemeen Dagblad was erg irritant.” Mark tikt in rap tempo verder: “Het Utrechts Nieuwsblad is zelfs bij mij op school geweest en heeft leerlingen ondervraagd. Echt achterlijk gewoon!”
Het onverantwoorde gedrag van diverse media heeft klaarblijkelijk grote impact op hem gehad. “Het wordt lastig om mijn gewone leven weer op te pakken. Docenten willen mij geen les meer geven, na het gesprek (Mark moet een excuusrondje maken langs de leraren die in zijn spel figureren, red.) hopelijk wel. Anders is er geen verdere weg voor me op deze school”, aldus Mark Blomsma.
Beroepscode voor journalisten
De berichtgeving rondom Mark Blomsma en zijn ‘Docenten Shooter’ is slechts een voorbeeld van de keerzijde die een mediahype heeft. Door factoren als concurrentiedruk en de hoge omloopsnelheid van nieuws schieten journalistieke normen en waarden er vaker bij in. Belangrijke methoden en waarden als hoor en wederhoor, objectieve berichtgeving en onafhankelijke nieuwsgaring staan onder druk. Wanneer media te snel berichten van elkaar overnemen, en niet de tijd nemen om deze waarden in acht te nemen, ontstaan mediahypes met een zeer schadelijke uitwerking. Niet alleen voor de direct betrokkenen, maar óók voor de journalist en het medium.Over dat laatste kan Henk Krol, hoofdredacteur van de Gay Krant, meepraten. In zijn jacht op pedofielen nagelt hij een topambtenaar van het ministerie van Justitie aan de schandpaal. Ook in het weekblad Panorama en op radio en televisie licht hij de ernstige beschuldigingen over seksuele misdrijven gretig toe. Maar de beschuldigingen kloppen niet. Krol moet, minder gretig, het boetekleed aantrekken. Panaroma trekt zich er nauwelijks wat van aan, het blad balanceert graag op het randje van het journalistiek betamelijke: ‘alles voor de kijkcijfers!’ (Panorama bestaat vooral uit plaatjes, red.).
Een tweede voorbeeld: na de nederlaag van het Nederlandse elftal tegen Schotland meent Henk Spaan een primeur te hebben. Op de voorpagina van het Parool vertelt de journalist trots dat Nederlandse voetballers na de afgang in Glasgow vrolijk zijn gaan stappen. Volledig uit de lucht gegrepen, blijkt. Een beschamende rectificatie volgt.
Het Parool blijkt hardleers: op 10 januari 2004 klapt Heleen van Royen uit de school en doet een boekje open over het prostitueebezoek van, toenmalig, wethouder Rob Oudkerk. Zaken die hij privé aan haar heeft toevertrouwd. Van Royen ondermijnt hiermee de ongeschreven regel die politiek verslaggevers hanteren: ‘over het privé-leven van een politicus wordt niet bericht, tenzij de man of vrouw het zelf publiekelijk ter sprake brengt (dus geen borrelpraat, red.) of er door in de problemen komt.’ De kwestie levert alleen maar verliezers op: Van Royen wordt door het merendeel van haar beroepsgroep uitgekost. Oudkerk moet aftreden als wethouder.
Zo kunnen we nog even doorgaan, maar deze voorbeelden zeggen genoeg: als journalisten al morele gedragscodes hanteren in tijden van mediahypes, dan is daar in de praktijk bitter weinig van te merken.
De geschiedenis leert echter dat er al verhoede pogingen zijn ondernomen om journalisten een gedragscode op te leggen. In 1894 begon de discussie over de kwaliteit van de berichtgeving al. In 1931 is er zelfs even een internationaal Tribunaal voor de Journalistiek geweest in Den Haag, maar toen kwam de oorlog en is het verdwenen. Na de Tweede Wereldoorlog heeft de International Federation for Journalists de draad opnieuw opgepakt en een beroepscode opgesteld. De grondbeginselen hierin zijn: vrijheid, waarheid, eerlijkheid, vertrouwelijkheid en integriteit. In 1995 kwam de Gedragscode voor Nederlandse Journalisten, die op verzoek van het bestuur van het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren is ontworpen door de Commissie Juridische Zaken en Ethiek (JZ&E).
De Genootschapscode behandelt heel concreet de journalistieke doodzonden, zoals het aannemen van steekpenningen, het opzettelijk onjuist informeren of het uiten van ongegronde beschuldigingen, de relatie tussen waarneming of bronnen en de journalist, inclusief bronbescherming, hoor en wederhoor, het ‘undercover’ en met verborgen camera werken, het ontzien van privacy, rechtzetting en weerwoord. “De Genootschapscode behandelt alles tegen de achtergrond van de constatering dat nieuwsvoorziening een algemeen belang is dat voor de journalist voldoende materiële en mentale ruimte vergt, alsook voldoende zorgvuldigheid.”, aldus de voorzitter, Dick Verstegen, van de Commissie JZ&E.
Bij ongeveer tien dagbladen en het ANP zijn intussen de Genootschapscode of vergelijkbare afspraken ‘officieel’ in gebruik, de laatste vaak al van vóór de introductie van de Genootschapscode. Het treurige feit is dat vrijwel geen enkele journalist weet heeft van de Genootschapscode, om maar niet te spreken van de ‘checklist’ die zij ‘moeten’ hanteren in het uitoefenen van hun ambt. In een tijd waar commerciële criteria bij nieuwsorganisaties de leidraad zijn, ‘als het entertainmentgehalte toeneemt, neemt het investigative journalism af’, lijkt er weinig draagvlak voor en behoefte aan journalistieke gedragsregels. Althans bij journalisten, veel politici en bekende Nederlanders zien ze maar al te graag.
Het probleem is dat de codes zijn opgesteld voor de individuele journalisten en niet voor organisaties. Het is geen code van de werkgever, dus elke individuele journalist moet zelf oordelen. De definitie is, anders dan bij medici en juristen, moeilijk: voor wie geldt de code? Wie is journalist? Omdat het een vrijwillige afspraak is, is er ook geen straf maar zelfregulering. De code is niet bindend, niet afdwingbaar en zit vol compromissen. Een beroepscode voor de journalistieke professie snijdt door kranten, televisieprogramma’s, bedrijven en organisaties. Journalisten kunnen hun beroep niet meer vrij uitoefenen, is een vaak gehoord tegenargument. Kranten als NRC en Telegraaf en bladen als Elsevier en Weekend onderscheiden zich juist door het onderlinge verschil in ethische spelregels.
Dick Verstegen, voorzitter van de Commissie JZ&E van het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren weerlegt deze argumenten: “Een code ontleent haar waarde niet aan afdwingbaarheid of belangenafweging. Een journalist moet bij elke situatie op het kompas van zijn onafhankelijk beoordelingsvermogen kunnen varen. Daartoe biedt de code een hulpmiddel bij uitstek, met tegelijkertijd nog voldoende ruimte voor de noodzakelijke eigen interpretatie van de journalistieke maatschappelijke context.”
Verstegens ideaal is, hoe goed bedoeld ook, niet houdbaar, toepasbaar en al helemaal niet te handhaven. De vrijblijvendheid van zijn code, voor de ongrijpbare professie die journalistiek heet, blijft het heikele punt. Het streven om met de Genootschapscode een cultuuromslag teweeg te brengen is op zijn zachts gezegd naïef te noemen, een discussie erover is gedoemd om te verzanden in een ‘welles-nietes opvoering’. Wanneer het over ‘normen en waarden’ gaat houdt iedereen er zijn eigen ideeën op na.
We moeten het dus doen met de huidige rechtspraak. Wel moet deze aangevuld worden om individuele burgers als ‘de topambtenaar van Justitie’, maar zeker ook de maker van het omstreden docentenschietspel Mark Blomsma meer bescherming te bieden tegen mediageweld.
Op hun beurt moeten burgers, bekende Nederlanders en politici sneller naar de rechter stappen als zij van mening zijn dat hen door de media onrecht is aangedaan. Dit zal concrete jurisprudentie opleveren, die journalisten voorzichtiger, eerlijker en, hoewel afgedwongen, meer integer kan maken.
Het streven naar een maatschappij waarin journalisten, net als politici, aan de burger verantwoording hebben af te leggen zal, hoe treurig ook, als utopie van tafel geveegd worden. Journalistiek-ethische vraagstukken zijn alleen goed voor het kweken van moreel besef bij journalisten en het bezighouden van filosofen en ethici. De weegschaal van Vrouwe Justitia moet rechtspreken.
Gepubliceerd: Politiek-actie.net
Categorie
Politiek-actie.net
Politiek-actie.net heb ik in 2003 opgericht als neutraal platform met informatie over belangenorganisaties en activisme. Tot 2007 schreef ik er vele columns en achtergronden voor. Belangrijk onderdeel was een publicatiesysteem voor petities. Belangenorganisaties konden zelf petities plaatsen en laten ondertekenen, ik zorgde voor redactionele ondersteuning en promotie.
LAATSTE BERICHTEN
- • Twee zussen met een kinderwagen op dievenpad
- • Dit is geen kwajongensstreek meer, maar een aanslag
- • Doorgereden na ongeluk. Verdachter dan dit krijg je het niet
- • ‘Buitentijd’, advertorials voor in je backpack
- • Slim horloge voor kinderen blijkt gemakkelijk te kraken
- • Hennepplantage? Met die spullen kun je ook tomaten kweken
- • Die planten zijn volgens de rechter ‘niet vanzelf naar binnen gewandeld’
- • Of de officier zich ook zomaar in elkaar laat slaan
- • Werkstraf voor ‘akkefietje met schilderij’
- • Graag de volgende keer gewoon afrekenen